This post is also available in Engels.
Deze zomer starten we een nieuwe blogserie in samenwerking met BrainHelpDesk — een platform dat dit voorjaar opnieuw werd gelanceerd. Op de BrainHelpDesk kun je vragen stellen over het brein, en krijg je antwoord van een expert van binnen of buiten het Donders Instituut. Onze eerste vraag komt van een lezer:
“Zien kleuren er voor iedereen hetzelfde uit?”
Je vindt het antwoord van Eelke Spaak op de BrainHelpDesk hier. In deze blog gaan we dieper in op wat kleurenblindheid ons kan vertellen over deze vraag.
Wanneer kleur begint in het oog…
Kleur begint bij de kegeltjes, lichtgevoelige cellen in het netvlies. De meeste mensen hebben drie soorten—kort (S), middel (M) en lang (L)—die gevoelig zijn voor verschillende golflengtes licht (grofweg: blauw, groen en rood). Deze kegeltjes sturen signalen naar het brein, dat hun reacties vergelijkt om kleur te interpreteren.
Maar zo’n 8% van de mannen (en een klein percentage vrouwen) is rood-groen kleurenblind, wat betekent dat ze een tekort of verschoven gevoeligheid hebben in de M- of L-kegeltjes. Er zijn ook zeldzamere vormen zoals tritanopie (blauw-geel tekort) of achromatopsie, waarbij de wereld vrijwel helemaal grijs lijkt.
…maar waarneming ontstaat in het brein
Een recente fMRI-studie scande de hersenen van mensen met een milde vorm van rood-groen kleurenblindheid (zogeheten anomale trichromatie) terwijl ze naar gekleurde patronen keken. In hun primaire visuele cortex (V1) waren de kleurreacties afgezwakt—zoals verwacht, omdat hun kegeltjes minder gevoelig zijn.
Maar in de volgende verwerkingsstadia van het visuele brein—V2 en V3—leken de reacties normaal. Dat betekent dat het brein de zwakke signalen versterkte, en zo de wereld intern “herinkleurt”.
Het brein vult dus als het ware de gaten in tijdens latere stappen in de visuele verwerking. Dit kan verklaren waarom veel kleurenblinde mensen zelf niets bijzonders opmerken.
Eén wereld, vele visuele werkelijkheden?
Maar zelfs mensen met een “normaal” kleurenzicht zien niet noodzakelijkerwijs hetzelfde rood.
De vorm en dichtheid van je kegeltjes, het vergelen van je ooglens met de leeftijd, en zelfs je taal—al deze factoren kunnen subtiele verschillen veroorzaken in hoe jij kleur ervaart.
Extreme variaties in de eigenschappen van kegeltjes leiden tot kleurenblindheid, maar ook kleinere variaties komen voor bij mensen met normaal kleurenzicht. Dat maakt het waarschijnlijk dat kleurwaarneming tussen niet-kleurenblinde mensen óók niet precies hetzelfde is.
Tegelijkertijd zijn er zeldzame gevallen van mensen met een vierde soort kegeltje—een conditie die tetrachromatie wordt genoemd—die mogelijk kleurverschillen kunnen waarnemen die voor de rest van ons onzichtbaar zijn.
Maar het draait niet alleen om biologie. Russischtaligen, die aparte woorden hebben voor lichtblauw (goluboy) en donkerblauw (siniy), onderscheiden die kleuren sneller dan Engelstaligen. Taal scherpt letterlijk onze waarneming.
Verschillende ogen, hetzelfde schilderij?
Betekent deze uniekheid dan dat we compleet verschillende werelden ervaren?
Niet helemaal. In een recente eye-tracking studie bekeken deelnemers schilderijen terwijl onderzoekers hun blik volgden. Trichromaten (mensen met normaal kleurenzicht) werden aangetrokken door kleurrijke, “springende” delen. Dichromaten (met rood-groen kleurenblindheid) volgden meer uiteenlopende patronen.
Toch kwamen beide groepen uiteindelijk tot een vergelijkbare algemene indruk van de schilderijen.
Het aanpassingsvermogen van het brein
Hoe lukt het het brein om dit te doen?
Onderzoekers hebben meerdere compensatiestrategieën ontdekt bij kleurenblindheid:
- Wanneer kleurverschillen moeilijk te zien zijn, gebruikt het brein eerder helderheid (luminantie) om dingen te onderscheiden.
- Het brein versterkt kleine verschillen die nog wél worden opgepikt door intacte cellen zoals de blauwe kegeltjes of de staafjes (die vooral actief zijn bij weinig licht).
- Het combineert visuele informatie van beide ogen.
- En het gebruikt geheugen en verwachting: als je weet dat appels meestal rood zijn of gras groen, kan je brein de waarneming op basis van ervaring “aanvullen”.
Een evolutionaire superkracht
Verrassend genoeg kan “minder” kleur soms een voordeel zijn.
In studies naar camouflage-detectie bleken kleurenblinde personen beter verborgen vormen te kunnen zien, juist omdat zij zich niet laten afleiden door kleur. Hun brein focust dan meer op textuur en vorm.
Dat zou kunnen verklaren waarom rood-groen kleurenblindheid in de evolutie is blijven bestaan.
Dus… is jouw rood mijn rood?
Waarschijnlijk niet helemaal.
Kleurenblindheid laat zien dat onze kleurervaring niet “in de wereld” zit, maar wordt opgebouwd door het brein. Het brein doet zijn uiterste best om een stabiel en betekenisvol beeld van de werkelijkheid te creëren, zelfs als de ruwe input verschilt. Kleurenzwakte laat zien hoe flexibel en persoonlijk waarneming echt is.
Afbeelding: James Wainscoat op Unsplash.