Photo by The New York Public Library on Unsplash

De super-sociale wezens die wij zijn

“Mensen zijn sociale dieren” is een understatement. In dit artikel stellen we de vraag waarom mensen super-sociale dieren zijn en waarom we het menselijk brein niet alleen op individueel niveau moeten bestuderen, maar ook in de context van de cultuur die het heeft gevormd.

This post is also available in Engels.

Culturele evolutie lijkt op natuurlijke selectie, maar dan voor ideeën, vaardigheden en verhalen die zich verspreiden via geesten in plaats van genen. De sporen ervan zijn ook bij andere diersoorten te zien. Zo verspreiden bultrugwalvissen liederen over oceanen door elkaar na te doen. Naburige groepen chimpansees maken gereedschappen die verschillen in lengte, materiaal en techniek, ondanks dat ze in hetzelfde bosgebied leven.

Wat maakt mensen anders?

Waar mensen in verschillen, is niet of cultuur evolueert, maar hoe snel en hoe ver deze kan groeien. Vaak wordt gesteld dat onze wereldwijde dominantie te danken is aan onze grote hersenen. Neanderthalers hadden echter grotere hersenen dan wij, en toch hebben wij hen overleefd. Het boek Sapiens schrijft dit succes toe aan het vermogen van Homo sapiens om in grote populaties te leven. In vergelijking met Neanderthalers spraken mensen rijkere, meer gestructureerde talen en wisselden ze gereedschappen en partners uit over grote afstanden, waardoor innovaties steeds verder werden opgedreven. Hersengrootte leverde de motor, maar sociaal leren, grote groepsgrootte en snelle communicatie leverden de broodnodige brandstof, waardoor een feedbacklus ontstond die wordt beschreven door de Cultural Brain Hypothesis. Die lus houdt in dat grote hersenen die goed communiceren leiden tot het ontstaan van complexe samenlevingen, en dat complexe samenlevingen op hun beurt grotere hersenen vereisen om erin te navigeren.

De betrokken neurowetenschap

Om te begrijpen hoe het menselijk brein culturele evolutie aandrijft, kunnen we kijken naar enkele belangrijke neurale eigenschappen die ons onderscheiden van andere soorten.

Ten eerste is er een spiegel-voorspellingsnetwerk dat motorische en visuele hersengebieden verbindt, waardoor we kunnen vertalen wat we zien naar onze eigen spieren via hersensignalen. Deze “spiegelneuronen” vuren niet alleen wanneer we zelf een object oppakken, maar ook wanneer we iemand anders dit zien doen, met een hand of zelfs met een gereedschap. Daarbij geven ze het doel aan en niet alleen de beweging: een voorbeeld om functies te kopiëren.

Ten tweede helpt dopamine, dat vanuit het ventrale striatum naar de besluitvormende prefrontale cortex stroomt. Daar helpt het om te beoordelen welke nieuwe ideeën de moeite waard zijn om te behouden. Studies van genen zoals DRD4 en COMT tonen aan dat mensen met varianten die dopamine-pieken versterken, sociale beloningen en groepsdruk sterker voelen. Hierdoor kunnen de populaire culturele gedragingen duidelijke winnaars worden.

Ten derde zet ons taalnetwerk (de gebieden van Broca en Wernicke, verbonden door de arcuate fasciculus) complexe kennis om in kleine, deelbare brokken. Twee kleine, uitsluitend menselijke aanpassingen in het FOXP2-gen verfijnen de hersenverbindingen voor precieze mondcontrole, waardoor brede gebaren werden opgewaardeerd tot vloeiende, draagbare spraak.

Deze drie eigenschappen van het menselijk brein, naast vele andere, dragen bij aan het ontstaan van een gigantisch menselijk sociaal netwerk. Een ander bijzonder kenmerk van mensen is dat wij een uitzonderlijk lange fase van hersenontwikkelingg hebben die doorgaat tot in de midden-twintig. Deze ongebruikelijk lange periode van neurale plasticiteit tijdens de ontwikkeling geeft ons extra tijd om talen, gereedschappen en sociale normen te leren en – nog belangrijker – om veranderingen in de cultuur zelf te observeren. In het tijdperk van internet, digitale netwerken en snel vervoer kunnen we meerdere golven van culturele evolutie binnen enkele maanden waarnemen.

Collectieve neurowetenschap

Veel grote neurowetenschappelijke studies proberen nog steeds individuele hersenen in geïsoleerde scanners te onderzoeken. Maar echt denken en leren gebeurt niet alleen; het gebeurt in groepen. Zo gaat de gangbare cognitieve neurowetenschap er nog vaak van uit dat mensen volledige informatie met elkaar uitwisselen om beslissingen te nemen, terwijl in werkelijkheid zelden volledige interne modellen worden gedeeld. In plaats daarvan vertrouwen we op de expertise van anderen en op gemeenschapsvormen, waarbij we ons begrip uitbesteden aan een “gemeenschap van kennis”.

Nieuw onderzoek laat zien dat wanneer groepen gezamenlijk redeneren of kennis opbouwen, hun neurale ritmes gedeeltelijk synchroniseren, wat wijst op een gedeelde cognitieve staat. Om de snelheid van onze culturele evolutie te begrijpen en te sturen moet de neurowetenschap haar blikveld verbreden van het solitaire brein naar de gemeenschap van breinen.

Auteur: Siddharth Chaturvedi
Buddy: Charlotte Sachs
Redactie: Natalie Nielsen
Vertaling: Dirk-Jan Melssen
Redactie vertaling: Lucas Geelen

+ posts

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *