Als kind leer je dat je niet mag liegen, en in alle grote religies is dit een van de belangrijkste regels. Toch bedriegen we soms de boel. Hoe komt dat?
Foto door Cinnamon_girl (CC BY 2.0 licentie)
Op 11 december 2008 werd de grootste fraudeur aller tijden gearresteerd: Bernie Madoff. Met een piramidespel had hij zijn klanten voor vijfenzestig miljard dollar opgelicht. Nu zit hij in de gevangenis. Hij moet 150 jaar brommen.
Door dit soort voorbeelden denk je al snel dat leugenaars uitzonderingen zijn – dat het mandje van nette mensen door ‘een paar rotte appels’ wordt verpest. Maar de wetenschap legt een ander verschijnsel bloot: bijna iedereen liegt een beetje. Zo bleek uit onderzoek van de Amerikaanse psychologen Bella DePaulo en Deborah Kashy dat Amerikanen gemiddeld één à twee keer per dag liegen, en dat in meer dan de helft van de interacties met vreemden een leugen wordt verteld.
Waarom liegen we (niet)?
Een voor de hand liggende oorzaak van bedrog is eigenbelang. Als je met een voetbal een ruit hebt gebroken terwijl niemand het zag, kun je ervoor kiezen dit te ontkennen als iemand je ernaar vraagt. Zo ontloop je je straf. Maar DePaulo en Kashy onderscheiden nog een reden om te liegen: het belang van anderen. Soms zeg je tegen een vriend of geliefde dat ze er goed uit zien, puur om hen niet te kwetsen. DePaulo en Kashy ontdekten dat zulke ‘leugens omwille van een ander’ bij beste vrienden wel twee keer zo vaak voorkomen als tijdens interacties met vreemden.
Liegen in het lab
DePaulo en Kashy deden hun ontdekkingen door mensen een week lang bij te laten houden wanneer en tegen wie ze logen. Dat is een goede methode, maar als je wilt weten welke factoren onze leugenachtigheid direct beïnvloeden zul je experimenten in een laboratorium moeten doen. Hoe pak je dat aan?
De Zwitserse economen Urs Fischbacher en Franziska Heusi verzonnen in 2008 een slimme methode. Hun proefpersonen gooiden met een dobbelsteen zonder dat iemand anders het zag. Vervolgens mochten ze zelf rapporteren hoeveel ogen ze hadden gegooid. Dat aantal werd het aantal Zwitserse Frank dat ze kregen uitgekeerd voor hun deelname.
In dit experiment kun je als onderzoeker onmogelijk zeggen wie er gelogen heeft. Je kunt echter wel tellen hoe vaak de deelnemers zeiden dat ze een zes hadden gegooid. Is het percentage zessen onwaarschijnlijk hoog, dan weet je dat sommige mensen wel gelogen moeten hebben. Zo kun je een beeld krijgen van de totale leugenachtigheid van je groep proefpersonen – en dat beeld kun je weer koppelen aan de experimentele omstandigheden in het laboratorium.
Liegen voor het goede doel
Met deze onderzoeksopzet hebben onderzoekers uit Engeland in 2012 een opvallende ontdekking gedaan. In hun experiment werd het aantal ogen van de dobbelsteen niet aan de deelnemers uitgekeerd maar aan het Engelse fonds voor kankeronderzoek. En wat bleek? Voor het goede doel waren mensen vaker bereid te liegen dan voor hun eigen gewin!
Hoe moeten we deze bevinding interpreteren? In het onderzoek naar leugenachtigheid wordt veel gepraat over zelfbeeld. Mensen zijn relatief terughoudend met liegen voor eigen gewin, omdat ze zichzelf graag als eerlijk persoon willen zien. Liegen voor kankeronderzoek is een totaal ander verhaal. Dat maakt van jou juist een goed mens: een echte Robin Hood.
Meer informatie
Het onderzoek van DePaulo en Kashy (helaas niet gratis)
De nieuwe aanpak van Fischbacher en Heusi
Liegen voor het goede doel