Onzekerheid: van weersvoorspelling tot menselijk gedrag

Veel mensen klagen over het weer, maar nog meer mensen klagen over onbetrouwbare weersvoorspellingen. Als je echter geleerd hebt hoe je weersvoorspellingen correct moet lezen, zullen ze je niet meer voor de gek houden. Bovendien weet je dan ook meteen hoe je gedragswetenschappelijke resultaten moet interpreteren.

By BBC (BBC Weather.) [Public domain], via Wikimedia Commons

Foto gemaakt door “BBC”.

Weersvoorspellingen maken gebruik van simulaties die meteorologische informatie gebruiken om de toekomst te voorspellen. Helaas zijn de gebruikte meetinstrumenten niet perfect; windmeters kunnen bijvoorbeeld door een lokale windstoot meer wind weergeven dan in de omtrek voorkomt. Daarom worden deze simulaties 50 maal herhaald met telkens iets veranderde data. Op TV krijg je normaal gesproken alleen de “beste gok” (de gemiddelde uitkomst van de simulatie). Soms is deze “beste gok” helemaal geen goede gok. Soms is het weer moeilijk te voorspellen, omdat de verschillende simulaties grote verschillen in de verwachting geven.

SampleMeteo

source: research.metoffice.gov.uk/research/nwp/ensemble/uncertainty.html

Je ziet in één oogopslag hoe moeilijk het weer te voorspellen is in deze grafiek van het Met Office, het Britse equivalent van het KNMI. Op maandag maken ze een weersvoorspelling voor de hele week. Voor dinsdag wordt de minimale temperatuur geschat op 11 graden (zie het horizontale lijntje in het uiterst linkse icoon op de grafiek). De rechthoek die om deze lijn heen is getekend geeft de gok weer waarvan men 50% zeker weet dat die klopt; de langere verticale lijnen op weerszijden van die balk geven een schatting die voor 95% zeker is. De daadwerkelijke minimumtemperatuur zal waarschijnlijk tussen de 11 en 12 graden vallen, en bijna zeker tussen de 8 en 14 graden. Hoe verder je vooruit kijkt, hoe onzekerder je voorspellingen worden, met langere balken tot gevolg (zie ook deze Nederlandse voorspellingen).

Menselijk gedrag voorspellen
In dit opzicht zijn er parallellen te trekken tussen gedragswetenschap en de weersvoorspelling. Als je een gedragseffect vindt in één persoon, hoe waarschijnlijk is het dan dat je het ook in een ander ziet? Net als meteorologen hebben ook Donders wetenschappers te maken met onzekerheden in hun metingen. Daarom wordt dezelfde meting dikwijls vaak herhaald. De uitkomst is een “beste gok” met een betrouwbaarheidsinterval.

Neem als voorbeeld het experiment uit de laatste Donders Wonders doe-het-zelf ‘Horen met je ogen’. Als we iemand ‘ka’ zien zeggen, terwijl we ‘ba’ horen, denken we dat we ‘da’ hebben gehoord. Recent is dit effect getest in 24 mensen. Het effect werkte hier in 79% van de gevallen. Dat is de ‘beste gok’. Dat zegt echter niks over de betrouwbaarheid van de waarneming. Daarom melden de onderzoekers dat ze met 68% zekerheid vastgesteld hebben dat de illusie tussen 65% en 93% van de keren werkt.

Onzekerheden accepteren
Misschien heb je de doe-het-zelf gedaan en werkte het niet bij jou. Concludeer hieruit niet direct dat het effect niet bestaat. Het is 68% zeker dat jouw gedrag binnen de marges van de voorspelling valt (als je had meegedaan aan het onderzoek), net als het weer. Het probleem is dat we vaak deze marges negeren en ons concentreren op de ‘beste gok’. In meteorologie en psychologie geldt: wie onzekerheid negeert kan voor verrassingen komen te staan.

Meer informatie
Bronartikel over Horen met je ogen in 24 mensen.

Dit blog is geschreven door Richard.
Bewerking door Jeanette. Vertaling door Piet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categories