Wanneer je kind nog maar een baby is al kunnen onderscheiden of het later autisme gaat ontwikkelen: het lijkt ver weg, maar onderzoekers van het Donders Instituut werken samen met andere onderzoekscentra uit heel Europa om vroege kenmerken van autisme te zoeken. Baby’s van 5 maanden tot 3 jaar oud helpen mee aan het onderzoek.
Biomarker
Autisme Spectrum Stoornis is een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door beperkingen op het gebied van sociale interactie, taal en communicatie. Vaak tonen mensen met autisme ook herhalende en stereotype patronen in hun gedrag. Deze afwijkingen in gedrag worden meestal pas op een leeftijd van 3 jaar of ouder gediagnosticeerd. Echter, voor die tijd zouden er al afwijkende hersenontwikkelingen kunnen zijn plaatsgevonden. Helaas is er nog vrij weinig bekend over de oorzaken en vroege kenmerken van autisme. Daarom zijn onderzoekers van het Donders Instituut in samenwerking met andere onderzoekscentra bezig om een dergelijke voorspeller van autisme te vinden, ook wel een biomarker genoemd.
Maar wat levert een biomarker ons op? Wanneer we eerder weten dat er een afwijking in de (hersen-) ontwikkeling is, zouden we deze ontwikkeling kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld door al vroeg een therapie te starten. Daarnaast kunnen biomarkers ons inzicht geven in de mechanismen die ten grondslag liggen aan autisme, wat ons helpt de stoornis beter te begrijpen en te behandelen.
Broertjes en Zusjes
Ricarda Braukmann, promovenda aan het Donders Instituut, onderzoekt samen met collega’s uit heel Europa de Zusjes en Broertjes van kinderen met en zonder autisme (Zebra-project). Ricarda: “Een kind met een oudere broer of zus met autisme heeft een verhoogde kans, namelijk 10-20%, om zelf ook later de diagnose autisme te krijgen, terwijl dat bij de meeste andere kinderen slechts 1% is”. Door de gedeelde genen kunnen broertjes en zusjes veel informatie geven over de mogelijke ontwikkeling van autisme. Samen met haar onderzoekspartners probeert Ricarda zo veel mogelijk gegevens van deze groepen baby’s te verzamelen. Op vijf verschillende meetmomenten tussen de 5 maanden en 3 jaar oud worden de baby’s uitgenodigd in het lab. Ricarda: “De gegevens lopen uiteen van lengte, gewicht, taalvaardigheid en sociaal gedrag tot aan het meten van oogbewegingen en hersenactiviteit”. We willen weten of er verschillen zichtbaar zijn tussen baby’s die later daadwerkelijk de diagnose autisme krijgen ten opzichte van baby’s die zich normaal blijven ontwikkelen.
Er zijn al een aantal bevindingen gedaan: een studie uit Engeland heeft uitgewezen dat er een verschil in hersenactiviteit is tussen de broertjes en zusjes van kinderen met autisme (de zogenaamde risicogroep) en de broertjes en zusjes van kinderen zonder autisme (de controlegroep). Baby’s van 5 maanden uit de risicogroep laten minder activiteit zien in breingebieden die betrokken zijn bij het verwerken van sociale interactie. Verwacht wordt dat de uiteindelijke voorspeller van autisme een samenspel zal zijn van verschillende factoren. Samen met haar collega’s wil Ricarda onderzoeken welke factoren dit zijn, om zo uiteindelijk de vroege kenmerken van autisme te kunnen benoemen.
Ben je zelf geïnteresseerd om samen met je baby mee te helpen aan de grote zoektocht naar vroege kenmerken van autisme? Naast broertjes en zusjes van kinderen met autisme, zijn ze vanuit het Zebra project ook hard op zoek naar broertjes en zusjes van kinderen zonder autisme. Vind alle informatie op de website.
Meer informatie
Zebra-project
Onderzoekspartners in EU-AIMS
Babyonderzoekscentrum
Dit blog is geschreven door Romy.
Bewerking door Jeanette.
Waar is aandacht voor kinderen die zijn opgevoed door een autistische moeder
Beste Paula,
In ons onderzoek kijken we niet alleen maar naar hersenactiviteit en oogbeweging maar is er ook aandacht voor de relatie tussen kind en ouder. Zo bestuderen wij bijvoorbeeld ook de ouder-kind interactie tijdens onze meetmomenten.