This post is also available in Engels.
Mensen zijn goed in leren en we doen het altijd, vanaf de dag dat we geboren worden. Maar wordt alle kennis aangeleerd, of bestaat er zoiets als aangeboren kennis?
Dit soort vragen worden gesteld in de ontwikkelingspsychologie en voordat dat bestond door filosofen, zoals Aristoteles en John Locke. Je hebt misschien wel gehoord van het nature versus nurture (aanleg-opvoeding) debat: is de geest van een pasgeboren baby als een leeg schrift, of zit het vol met voorverpakte basisvaardigheden?
Ondertussen is er heel wat onderzoek dat aantoont dat een baby niet een tabula rasa is — een onbeschreven blad dat wacht tot iemand (de omgeving) wat opschrijft. Vanaf het begin hebben baby’s al kennis van natuurkunde, getallen en kans. Hoe weten we dit als baby’s van 5 maanden oud nog niet eens kunnen praten?
Baby’s en natuurkunde
Slimme onderzoekers hebben een manier bedacht om te meten hoe lang baby’s aandacht aan iets besteden. Deze manier maakt gebruik van het idee dat baby’s langer kijken naar verrassende, interessante, nieuwe of onbekende dingen.
Deze methode heeft laten zien dat een baby van slechts een paar maanden oud al wat kennis heeft van de beginselen van natuurkunde. Dit zijn, onder andere, het idee dat de beweging van objecten hetzelfde is in tijd en ruimte, dat objecten plek innemen, en dat één object niet op twee plaatsen tegelijkertijd kan zijn.
In zo’n soort experiment krijgt een baby een waarschijnlijke gebeurtenis te zien en een onwaarschijnlijke gebeurtenis, terwijl de aandacht van de baby wordt gemeten. Baby’s zijn enorm verrast en kijken langer naar een scène als het ingaat tegen de verwachtingen. Stel je voor dat jij iemand ziet die een bal vastheeft en loslaat. Jij zou toch ook enorm verbaasd zijn als de bal plotseling in de lucht blijft zweven? Als baby’s dit zien, kunnen zij hun ogen ook niet geloven, omdat het de wetten van de zwaartekracht breekt.
Wiskundige baby’s
Als het gaat om getallen zijn soortgelijke resultaten gevonden. Zes maanden oude baby’s hebben een redelijk gevoel voor getallen. Als baby’s bijvoorbeeld twee schermen zien, allebei met een reeks constant veranderende stippen, kijken ze langer naar het scherm waar de stippen niet alleen veranderen in grootte en positie, maar ook in aantal. Het lijkt er ook op dat dit later in het leven gebruikt wordt om meer gevorderde wiskunde te leren. Hoe sterker een baby’s gevoel voor getallen, hoe beter deze in wiskunde is op driejarige leeftijd.
Naast de beginselen van natuurkunde en wiskunde weten baby’s ook al iets van kansberekening, dat ze gebruiken om de uitkomsten van gebeurtenissen te voorspellen. In een experiment kregen acht maanden oude baby’s een doos met ballen te zien: drie rode en een groene. Vervolgens werd de doos uit het zicht gehaald en trok een wetenschapper willekeurig ballen uit de doos. Wat denk je dat er gebeurde toen de wetenschapper een groene bal trok? De baby’s bleven langer kijken! Een duidelijk teken dat ze begrepen dat de kans op een groene bal kleiner was dan die op een rode bal.
Basiskennis
Het omgekeerde is ook geen probleem voor baby’s: ze kunnen achterhalen wat er in een doos zat, als ze hadden gezien welke ballen uit de doos kwamen. In dit experiment zagen baby’s een geblinddoekte wetenschapper een aantal rode ballen trekken. De baby’s waren heel verrast toen later bleek dat er voornamelijk groene ballen in de doos zaten. Ze vroegen zich waarschijnlijk af hoe het kwam dat er zo veel rode ballen getrokken werden.
Dus hoewel niemand geboren wordt met de kunst om een muziekinstrument te spelen of in een andere taal te praten – daarvoor moet je jaren oefenen – zijn sommige vaardigheden echt aangeboren. De basisprincipes van natuurkunde, getallen en kansen zijn al aanwezig in pasgeborenen en dragen bij aan het later opdoen van meer ingewikkelde kennis.
Originele taal: Engels
Auteur: Julija Vaitonyte
Buddy: Rebecca Calcott
Editor: Ellen Lommerse
Vertaler: Wessel Hieselaar
Editor Vertaling: Jill Naaijen
Featured image by amyelizabethquinnviaPixabay (license)