Vogelzang en mensenpraat

De zon schijnt. Massaal trekken we erop uit. Of we nu een stukje wandelen of een terrasje pikken, de fluitende vogels zijn ook van de partij. Zouden ze net als wij aan terraspraat doen? Of hebben ze het ook over het weer? Het lijkt misschien ongelofelijk, maar mensen hebben meer gemeen met fluitende vogels dan je zou denken.

zebravinkenZebravinken. Foto gemaakt door sunphlo (CC BY-ND 2.0 licentie).

Mensen en vogels zijn heel ver aan elkaar verwant. Onze laatste gemeenschappelijke voorouder leefde ongeveer 300 miljoen jaar geleden. Toch hebben we iets bijzonders gemeen, iets dat ons in staat stelt om te leren spreken en fluiten. Dat is zo bijzonder omdat zelfs onze nauwste verwanten, de primaten, dit kunstje niet beheersen.

Leren door geluiden te imiteren
Baby’s leren taal door geluiden die ze om zich heen horen te imiteren. Dat heet ook wel vocale imitatie. Zangvogels, zoals zebravinken, beheersen deze vaardigheid ook. Zij leren hun liedjes te zingen door hun ‘tutor’, meestal hun vader, te imiteren.

Zowel baby’s als zangvogels leren spreken of zingen door te luisteren naar een volwassene tijdens een erg gevoelige, vroege periode van hun leven. In beide gevallen gaat horen vooraf aan zelf de geluiden maken. Ook voor beide is er een periode van gebrabbel voordat ze bedreven zijn in spraak of zang.

Broca en Wernicke
Tot voor kort werd gedacht dat het vogelbrein een vrij primitieve structuur was. Gebieden zouden voornamelijk gewijd zijn aan het besturen van simpele reflexen. Maar recent onderzoek laat zien dat het ook complexe gebieden bevat vergelijkbaar met die in mensen. Zo hebben vogels ook een Broca-achtig gebied voor het produceren van zang, en een Wernicke-achtig gebied voor het waarnemen en onthouden van zang. In mensen vervullen deze gebieden vergelijkbare functies voor spraak.

Gedragsbiologen uit Utrecht laten zien dat er hersenactiviteit in het Wernicke-achtige gebied is wanneer zebravinken een lied horen dat ze van hun vader hebben geleerd. Opvallender is nog wel dat hoe beter ze het lied konden nadoen, hoe meer activiteit er in dit deel van de hersenen was.

Grasparkieten hebben een vergelijkbaar hersengebied. In een leuk experiment leerden grasparkieten twee Japanse woorden spreken – ‘konnichiwa’ (hallo) en ‘itterashai’ (tot ziens). Hoe beter de vogels het verschil tussen de woorden van elkaar konden onderscheiden, hoe meer activiteit in het Wernicke-achtige gebied.

De linker hersenhelft is dominant
Een belangrijke eigenschap van menselijke spraak is dat de linker hersenhelft dominant is. Als een jonge baby naar spraak luistert, wordt het gebied van Wernicke in de linker hersenhelft actief. Als baby’s in de brabbelfase komen en geluid gaan produceren, ontstaat ook de linkszijdige dominantie van het gebied van Broca.

Hetzelfde geldt voor zebravinken. In de brabbelfase van jonge zebravinken is ook het linker Wernicke-achtige gebied dominant. Maar dat is alleen zo als ze liedjes horen die ze van hun vader hebben geleerd, niet bij liedjes van vreemde vogels.

Al met al zet dat die fluitende vogels toch wel in een ander daglicht. Misschien leren ze hun kroost wel zingen als wij op het terras onze linker hersenhelften zitten te activeren!

Meer informatie
Bronartikel over de link tussen taal en vogelzang
Bronartikel over grasparkieten die Japans leerden spreken
Bronartikel over de dominantie van de linker hersenhelft in zebravinken
Over Paul Broca en het gebied van Broca in mensen
Over Carl Wernicke en het gebied van Wernicke in mensen

Dit blog is geschreven door Larry O’Dwyer en Lieneke.
Larry is een post-doctoraal onderzoeker op het Donders Instituut. Daar coördineert hij het Longitudinal European Autism Project (LEAP)
waarin onderzoekers op zoek zijn naar nuttige biomarkers voor autisme. In een vorig leven verdiende hij de kost met schrijven over wetenschap en met poëzie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categories