This post is also available in Engels.
We beleven een onverwachte en uitdagende periode. Opsluiting, isolatie… verschillende woorden om de sociale situatie waarin zovelen zich nu bevinden uit te drukken. We worden gevraagd om thuis te blijven en te genieten van “de voordelen van slim werken” (lees: tientallen uitgestelde alarmen en werkafspraken in onze comfortabele pyjama’s). Maar voornamelijk moeten we het contact met anderen verminderen of, in sommige gevallen, zelfs vermijden. Dat leek in het begin goed te doen, toch? Maar na een week – of twee – begon je misschien hieraan te twijfelen.
Volgens de statistieken ontstond er na het begin van de sociale isolatie een enorme piek in meldingen van depressie en irritatie.
Waarom zijn we zo gevoelig voor sociale isolatie?
Onderzoekers van de sociale neurowetenschap vragen zich dit af. Deze specifieke soort neurowetenschapper onderzoekt, gewapend met complexe cognitieve taken en dure hersenbeeldvormingstechnieken, waar de sociale factor zich in het brein bevindt. Een volledig hersencircuit voor socialiteit is al uitgestippeld – precies tussen onze frontale en temporale hersenschorsen. Nog interessanter is wat er in dit circuit gebeurt tijdens interpersoonlijke communicatie. Een simpele een-op-een interactie lijkt genoeg om dopamine door ons gehele sociale brein te laten vloeien. Dopamine werkt als een beloning voor onze hersenen en kan ons motiveren. Daartegenover staat dat wanneer er weinig sociale interacties beschikbaar zijn, de kans op zo’n dopamine-rush ook kleiner wordt. Dit gebrek aan dopamine is wat ons uiteindelijk sip maakt en ons demotiveert
Hoe hebben mensen socialisatie heruitgevonden in deze periode van sociale beperking? En hoe beïnvloedt dat ons brein?
De ban op samenkomsten vroeg om alternatieven voor het gebruikelijke geklets en de afspraken met vrienden. Zoom en Skype werden, onder andere, de nieuwe publieke ruimte. Van verjaardagsfeestjes tot vrijdagmiddagborrels, we kunnen nog steeds genieten van sociaal contact – maar dan wel virtueel. In de virtuele omgeving kunnen we bijpraten met veel mensen op verschillende plekken tegelijkertijd.
Virtuele interacties kunnen echter een tol eisen van ons sociale brein. Het is namelijk zo dat fysieke sociale interacties erg leunen op lichaamstaal en ruimtelijke cues, en (bijna) al deze factoren afwezig zijn wanneer we ons online begeven. Zonder deze sociale cues is het bijvoorbeeld moeilijker om om de beurt te praten. Het wordt nog ingewikkelder wanneer meer dan 3 mensen een virtueel gesprek hebben. Onze ogen verplaatsen zich van het ene vak (namelijk het gezicht van een vriend) naar een andere om de reacties op het gesprek te begrijpen. Het resultaat? Vermoeidheid en verlies van aandacht. Deze virtuele bijpraat-sessies vragen meer energie van het sociale-breincircuit om de hogere cognitieve druk aan te kunnen.
Interessant genoeg lijkt er voor dopamine weinig te veranderen. Het gevoel van verbinding – hoewel virtueel – is genoeg om die fijne beloning van dopamine te ontvangen. Deze online meetings zijn dus inderdaad een goed tegengif voor de sipheid die gepaard gaat met sociale onthouding.
Het is duidelijk dat we onze sociale behoeften niet kunnen negeren. Zelfs wanneer socialiseren vermoeiend wordt blijven we trouw aan onze sociale aard en weten we de bijbehorende beloningen te innen.
Oorspronkelijke taal: Engels
Auteur: Martina Arenella
Buddy: Rebecca Calcott
Editor: Christienne Damatac
Vertaling: Felix Klaassen
Editor vertaling: Floortje Bouwkamp
Foto credits: Uitgelichte afbeelding verkregen van jagriparajuli99 via Pixabay.