Radboud-filosoof Leon de Bruin suggereert in de Volkskrant dat de neurowetenschap op drijfzand is gebaseerd. Zijn argumenten zijn deels onjuist en hij lijkt niet op de hoogte te zijn van recente ontwikkelingen in het vakgebied. Dat beargumenteert Floris de Lange namens het Donders Instituut.
De kritiek van Radboud-filosoof Leon de Bruin bestaat grofweg uit twee delen. Ten eerste stelt hij dat er een ‘brede kloof bestaat tussen een hersenscan en dat wat het moet aantonen’. Deze kloof – de complexe relatie tussen hersenprocessen en gedrag – is nu juist exact wat de neurowetenschappers onderzoeken. Uiteraard is deze relatie niet direct, zoals een foto van een boom een boom laat zien. Het feit dat denkprocessen, geheugensporen en emoties geen directe representatie in het brein hebben, maar het resultaat zijn van het complex samenspel van activiteit in een netwerk van breingebieden, maakt de wetenschap niet minder waardevol.
De Bruin gaat hier voorbij aan het feit dat hersenscanning maar een van de gereedschappen is van de neurowetenschapper. Het huidige onderzoek van hersenfuncties gaat veel verder, en maakt gebruik van onderzoeksmethoden op elk niveau: van molecuul tot mens, van cel tot circuit, van modelsimulaties tot gedragsmetingen.
Power
De Bruins tweede argument tegen de neurowetenschap is het gebrek aan statistische power. Hij heeft het concept ‘power’ echter niet goed begrepen: het refereert aan de kans dat een studie een bestaand effect zal vinden, niet de kans dat een niet-bestaand effect gerapporteerd wordt. Hoe dan ook heeft hij een punt: het gebrek aan statistische power is een probleem dat wij serieus nemen en op allerlei manieren proberen te verbeteren.
Wel is het goed te bedenken dat dit probleem – net als andere kwalijke zaken die hij noemt zoals publicatiedruk en belangenverstrengeling, niets met de neurowetenschappen an sich te maken hebben: dit zijn zaken waar alle empirische wetenschappers mee te maken hebben. Het is absurd om op basis van deze verdachtmakingen een heel wetenschapsveld in twijfel te trekken. De neurowetenschappen zijn een relatief jonge discipline die baanbrekende ontdekkingen hebben gedaan in de afgelopen jaren. Het is dan ook niet voor niets dat de Nobelprijs dit jaar is toegekend aan neurowetenschappelijk geheugenonderzoek.
Uitnodiging
Net als Leon de Bruin onderstreep ik het belang van gedegen wetenschappelijk onderzoek, zoals beschreven in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Dit geldt voor de neurowetenschappen evengoed als voor alle andere takken van wetenschap. Wij nodigen Leon de Bruin bij dezen uit op het Donders Instituut om de stand van het neurowetenschappelijk onderzoek van vandaag de dag met eigen ogen te aanschouwen.
Floris de Lange is onderzoeker bij het Donders Institute for Brain, Cognition and Behavior van de Radboud Universiteit en leidt daar de onderzoeksgroep Prediction & Attention. Tevens is hij lid van de Jonge Akademie.
Deze post werd eerder gepubliceerd op Voxweb: 11 juni 2015
Beste Floris,
Hartelijk dank voor je reactie.
Het feit dat er een brede kloof bestaat tussen een hersenscan en dat wat het moet aantonen gebruik ik in mijn column niet als kritiekpunt op de neurowetenschappen. Waar het me om gaat is dat ‘veel mensen’ (dwz het algemene publiek) denkt dat die kloof er helemaal niet is. Ik vind het daarom belangrijk om die mensen erop te wijzen dat er een groot aantal interpretatiemomenten en methodologische stappen bestaan tussen een hersenscan en wat we daarover concluderen. Dat is op zich geen kritiek, maar het is wel belangrijk te noemen omdat mensen op die manier ook begrijpen dat er problemen kunnen optreden in dat proces van interpretatie.
Dan het power probleem. In mijn column baseer ik me grotendeels op de studie van Button et al. (2013) “Power failure: why small sample size undermines the reliability of neuroscience”:
http://www.nature.com/nrn/journal/v14/n5/full/nrn3475.html. Zij concluderen het volgende:
“Our results indicate that the average statistical power of studies in the field of neuroscience is probably no more than between ~8% and ~31%, on the basis of evidence from diverse subfields within neuro-science. If the low average power we observed across these studies is typical of the neuroscience literature as a whole, this has profound implications for the field. A major implication is that the likelihood that any nominally significant finding actually reflects a true effect is small”
En dat is dan nog in de afwezigheid van bias. Ik ben het helemaal met je eens dat dit probleem niet specifiek is voor de neurowetenschappen, dat vermeld ik ook expliciet in mijn bijdrage. Ook stel ik dat het werkelijke probleem schuilt in de ‘perverse prikkelen’, en niet zozeer in de neurowetenschappen zelf. Ik vind de neurowetenschap dus ook helemaal geen schijnvertoning. Maar ik denk wel dat het belangrijk is om deze problematiek helder te krijgen. Daarom neem ik je uitnodiging graag aan.