This post is also available in Engels.
“Evidence-based teaching” streeft naar het gebruik van educatieve methodes die onderbouwd zijn door wetenschappelijk onderzoek. Maar zijn we er zeker van dat resultaten uit een experimentele omgeving wel toegepast kunnen worden in scholen?
Meerdere wetenschappelijke terreinen kunnen bijdragen aan het verbeteren van het onderwijs – illustratie door Roselyne Chauvin
In het onderwijsveld zijn docenten altijd op zoek naar betere lesmethoden. Hierbij staat de neurowetenschap de laatste tijd erg in de belangstelling: door leerprocessen in het brein te bestuderen hoopt men leren in het klaslokaal te verbeteren. Het klaslokaal en het lab verschillen echter drastisch van elkaar. In het lab proberen wij wetenschappers de omstandigheden te creëren die optimaal zijn voor het leren, waarbij we meestal maar één element tegelijk veranderen in ons onderzoek. Echter, leren is erg complex. In het dagelijks leven zijn die factoren meestal niet zo eenvoudig van elkaar te onderscheiden.
We weten bijvoorbeeld uit het lab dat kennis die niet wordt toegepast langzaam vergeten wordt. We kennen zelfs de “formule” die beschrijft hoe snel dat gaat. Apps als ANKI maken gebruik van deze “vergeetcurve” in het leerproces. We weten ook dat emoties invloed hebben op geheugen. Emoties kunnen geheugenvorming versterken, maar ze kunnen ons ook afleiden tijdens het leren. Emotie, aandacht en vele andere factoren beïnvloeden de vergeetcurve. Anders gezegd, hoe lang we iets onthouden hangt niet alleen af van hoe goed we het leren of hoe vaak we het herhalen, maar ook in welke toestand we zijn tijdens het leren.
Neurowetenschap kan onderwijsmethodiek verbeteren door de neurale mechanismen achter leerprocessen te ontrafelen. Om docenten te helpen deze nieuwe bevindingen toe te passen, zou er bijvoorbeeld een toegankelijke website met dit soort informatie opgetuigd kunnen worden. Stel je eens voor dat zo’n website een forum had waar onderzoekers en docenten nieuwe leermechanismen konden bediscussiëren en elkaar konden helpen deze toe te passen in hun lessen. Onderzoekers zouden de vruchten van hun arbeid in actie kunnen zien en inspiratie vinden voor nieuwe experimenten!
Nieuwe onderwijsmethodologie dus zou kunnen ontstaan uit samenwerking tussen onderzoekers en docenten. De nieuwe methoden zouden getoetst moeten worden om te bepalen of ze echt bijdragen aan het leerproces. Een nieuwe methode moet vooral ook worden vergeleken met de huidige methode. Maar hoe bepaal je of de nieuwe methode een verbetering is?
Onderzoekers in de cognitiewetenschap hebben taken en vragenlijsten ontwikkeld die veranderingen in verschillende aspecten van het leerproces kunnen meten (aandacht, geheugenvorming, etc.). We zouden deze middelen dus ook buiten het lab kunnen gebruiken en online beschikbaar stellen voor dit soort samenwerkingen. Ook ‘doe-het-zelf’ experimenten zouden op de site kunnen staan, zodat innovatieve docenten hun eigen methoden kunnen toetsen. Deze zouden eenvoudig en snel inzetbaar moeten zijn met simpele instructies van de onderzoekers.
Zou dat genoeg zijn?
Ik geloof dat een dergelijk platform, waarin de expertise van docenten en wetenschappers gecombineerd wordt om het onderwijs van de toekomst te ontwikkelen een grote stap vooruit zou zijn voor het onderwijsveld. Zo’n platform zou helpen om evidence-based teaching te populariseren en gevalideerde methodiek in het onderwijs gemeengoed te maken.
Laat ons beneden in de comments weten wat je hiervan vindt: wat is er nog meer nodig op een dergelijk platform?
Deze blog is geschreven door Roselyne Chauvin.
Redactie: Lara Todorova en Harriette Koop
Vertaling: Piet Schipper
Leraar24 is misschien een interessant platform (www.leraar24.nl). Leraar24 wordt reeds veel gebruikt door leraren. Het sluit misschien niet naadloos aan, maar misschien is het wel handig om juist aan te sluiten bij iets dat al bestaat.
Indeed, I agree that this is a great platform that could host such a project. Thank you for pointing it out. I will think further with the definition of the project specifics how this could be made into a feature from an existing media or if technically, it requires an independent frame.