This post is also available in Engels.
Als volwassen lijden aan angst of depressie krijgen ze vaak antidepressieve medicijnen voorgeschreven, die bekend staan als SSRI’s. Maar dezelfde medicatie kan bij baby’s mogelijk leiden tot depressie en angst in hun latere leven. Onderzoekers noemen dit fenomeen de “SSRI-paradox”.
Depressie komt vrij veel voor onder zwangere vrouwen: 13-20% heeft er last van. Als een depressieve vrouw gaat bevallen, loopt haar kind meer kans om te vroeg geboren te worden, ondergewicht te hebben, of na de geboorte opgenomen te moeten worden op de intensive care.
Om deze problemen te voorkomen, schrijven artsen vaak antidepressieve medicatie voor aan zwangere vrouwen. Deze Selective Serotonin Reuptake Inhibitors (SSRI’s) zijn geschikt vanwege hun beperkte bijwerkingen voor de moeder. Maar doordat SSRI’s door de placenta heen kunnen en in moedermelk terechtkomen, krijgen de baby’s van moeders die SSRI’s nemen ze indirect ook binnen.
Hoe werken SSRI’s?
SSRI’s kunnen tamelijk sterke effecten hebben op het brein, doordat ze inspelen op het serotoninesysteem. Serotonine is een signaalstof die betrokken is bij verschillende processen, zoals de regulatie van je gemoedstoestand.
Normaal gesproken absorberen hersencellen serotonine vlak nadat ze het afgegeven hebben, om te voorkomen dat de serotonine continu de volgende hersencel blijft stimuleren. SSRI’s blokkeren dat proces tijdelijk: serotonine kan dan even niet geabsorbeerd worden. Het gevolg is dat er zich meer en meer serotonine ophoopt in de ruimte tussen hersencellen die met elkaar communiceren. Meer serotonine betekent meer activiteit in deze cellen, wat kan leiden tot vermindering van angst- en depressiesymptomen in volwassenen.
Het paradoxale effect van serotonine
Het is een heel ander verhaal voor een brein in ontwikkeling. Serotonine speelt namelijk ook een belangrijke rol in de groei, verbinding en beweging van zich ontwikkelende hersencellen. Dus als foetussen blootgesteld worden aan grote hoeveelheden serotonine, kan het zijn dat hun ontwikkeling abnormaal verloopt.
Veel onderzoek laat zien dat knaagdieren die blootgesteld zijn aan SSRI’s tijdens de ontwikkeling of vroeg in hun leven meer gedrag vertonen dat lijkt op angst en depressie in hun volwassen leven.
Voor mensen zijn de bevindingen minder eenduidig. De meeste studies naar de effecten van SSRI’s op jonge kinderen ontdekten geen effect. In enkele studies leidde blootstelling aan SSRI’s echter tot lichte angst en sociaal-emotionele problemen.
Het is interessant dat volgens sommige wetenschappers blootstelling aan SSRI’s in de baarmoeder pas in de puberteit leidt tot psychische problemen. Tenminste, dat is het geval voor de knaagdieren die voor onderzoek zijn gebruikt. Omdat bijna al het klinische onderzoek bij mensen alleen heeft gekeken naar kinderen jonger dan 6 jaar, zou dit kunnen verklaren waarom er geen effect is gevonden van blootstelling aan SSRI’s op angst. Maar het is net zo goed mogelijk dat er bij mensen simpelweg geen effect bestaat.
Hopelijk kan vervolgonderzoek de SSRI paradox oplossen.
Dit blog is geschreven door Juliette
Edited by Piray and Lieneke
Translated by Lieneke