Volgens nieuw onderzoek van Donders-onderzoekers hebben sommige hersengebieden een andere omvang bij kinderen, pubers én jongvolwassenen met ADHD. Opmerkelijk is dat hetzelfde geldt voor mensen die zelf geen ADHD hebben, maar wier broer of zus dat wel heeft. Corina Greven, een van de onderzoekers, legt uit wat dit betekent.
Er wordt veel onderzoek gedaan naar ADHD. Wat onze studie uniek maakt is dat we gekeken hebben naar het omslagpunt van puberteit naar volwassenheid. Deze fase in de ontwikkeling is belangrijk voor ADHD, maar kreeg voorheen vaak weinig aandacht. Daarnaast hebben we gekeken naar broers en zussen van mensen met ADHD die er zelf geen last van hebben.
Het brein in aanbouw
Het bleek dat twee diep gelegen hersengebieden, de nucleus caudatus en het putamen, iets kleiner zijn in kinderen met ADHD dan in kinderen zonder. In jongvolwassenen bleek echter dat deze gebieden groter waren in mensen met ADHD. Het totale volume van het brein is iets kleiner in mensen met ADHD, op alle leeftijden.
De nucleus caudatus en het putamen zijn deel van de basale ganglia, een groep hersengebieden die belangrijk zijn voor motivatie, aandacht en beweging. Omdat deze processen vaak iets anders werken bij mensen met ADHD is het aannemelijk dat deze hersengebieden een rol spelen in de aandoening.
Genetische risicofactoren?
Tijdens de studie viel iets bijzonders op. Het bleek dat broers en zussen van mensen met ADHD die zelf de aandoening niet hebben dezelfde veranderingen in hun brein hadden. Dit betekent dat het formaat van de nucleus caudatus en het putamen informatie zou kunnen geven over het risico dat iemand in de familie ADHD heeft.
Aangezien broers en zussen een groot deel van hun DNA delen (gemiddeld 50% van hun genen) en ADHD grotendeels erfelijk is (rond de 70%), vermoeden we dat zulke gelijkenissen tussen familieleden het genetische risico op ADHD weergeven.
Geen diagnostische test voor het individu
ADHD is een ontwikkelingsstoornis. Onderzoek naar ADHD is belangrijk, omdat de aandoening zo’n 5% van kinderen en pubers raakt en ook bij volwassenen kan blijven bestaan. Voor families kan een naaste met ADHD een zware last zijn. We hopen dan ook dat het begrijpen van de risicofactoren voor ADHD-ontwikkeling zal helpen bij het stellen van de diagnose en het vinden van een goede behandeling.
We moeten wel benadrukken dat de huidige bevindingen gebaseerd zijn op gemiddelden van groepen en niet gebruikt kunnen worden om conclusies te trekken over individuen. De anatomie van de hersenen verschilt sterk van persoon tot persoon, en als iemand een kleiner putamen heeft betekent dat niet meteen dat hij ook ADHD heeft. Toch geeft deze studie ons nieuwe ideeën over wat er gebeurt in het brein van iemand met ADHD. Door deze bevindingen kunnen we scherper inzoomen op relevante delen van de hersenen.
Meer informatie
Dit onderzoek is deel van NeuroIMAGE, een gezamenlijk project van het Radboudumc, de Universiteit van Amsterdam en het Universitair Medisch Centrum Groningen.
Dit blog werd geschreven naar aanleiding van een publicatie van Corina Greven en haar collega’s in JAMA Psychiatry. Je vindt het hier.
Dit blog is geschreven door Corina Greven. Corina is als post-doconderzoeker werkzaam binnen het NeuroIMAGE-project. Haar onderzoek richt zich op de genetische en neurobiologische oorzaken van ADHD.
Bewerking door Jeroen.