Je voelt je hart kloppen in je keel, je wordt kortademig en je begint te zweten. De oorzaak? Een spin op de muur in de slaapkamer, een duizelingwekkende afgrond, of de ijzingwekkende stilte vlak voordat jij een presentatie moet geven. Wat de oorzaak ook is, iedereen heeft wel eens deze lichamelijke reacties ervaren tijdens een angstig moment. Wat gebeurt er op zo’n moment in je brein?
“Yakunchikova Fear” door Maria Yakunchikova – Beschikbaar in het publieke domein via Wikimedia Commons
Angst is het gevolg van een echte of een niet bestaande bedreiging. Het is een basisemotie die ervoor zorgt dat we de bedreiging willen vermijden. Vanuit de evolutie kan angst als een soort geprogrammeerde overlevingsstrategie worden gezien: we vermijden het gevaar door onszelf te verstoppen.
Hoe ziet ons angstige brein eruit?
Er zijn twee hersenstructuren belangrijk als we het over angst hebben: de twee emotiekernen diep in de hersenen, ook wel de amygdalae genoemd, en de prefrontale gebieden. De prefrontale gebieden communiceren met de emotiekernen en oefenen controle uit. Uit onderzoek met mensen die leiden onder angstsymptomen blijkt dat de connectie tussen deze twee hersengebieden ontregeld is. De emotiekernen worden te weinig geremd door de prefrontale gebieden waardoor de hersenactiviteit er (te) hoog is.
Waarom zijn sommige mensen angstiger dan andere?
Al onze genen (de dragers van ons erfelijk materiaal) kunnen kleine variaties bevatten: zogenaamde polymorfismen. Per gen komt een polymorfisme bij ongeveer 1% van de mensen voor. Polymorfismen kunnen allerlei effecten hebben. Zo kunnen angst en depressie ontstaan door een polymorfisme in het gen dat de hoeveelheid serotonine in ons brein reguleert.
Serotonine is een overdrachtsstof die onder andere verantwoordelijk is voor de regulatie van emoties. Heb je de genoemde genetische variatie, dan betekent dat dat je minder serotonine aanmaakt. Hierdoor vermindert de communicatie tussen de prefrontale gebieden en de emotiekernen, waardoor je meer angstig gedrag vertoont.
Tegenwoordig wordt de oorzaak van psychische klachten meestal gezocht in een ongelukkige combinatie van je genen en je omgeving. Als je drager bent van het serotoninepolymorfisme en op jonge leeftijd bent blootgesteld aan stress, heb je een verhoogde kans om angststoornissen of een depressie te ontwikkelen.
Kunnen we onze angsten overwinnen?
In een onderzoek uit 2004 keken Amerikaanse hersenonderzoekers naar de effecten van een zogenaamde cognitieve beoordelingstherapie op stressreacties. Bij deze therapie wordt de stressreactie verminderd door de interpretatie van een stressvolle situatie te veranderen.
De onderzoekers vergeleken twee groepen proefpersonen die naar stressvolle beelden keken. Proefpersonen in de ene groep gaven een negatieve interpretatie aan de beelden door deze op zichzelf te betrekken. Proefpersonen in de andere groep maakten juist positieve associaties door alternatieve verklaringen te bedenken voor wat ze zagen.
Wat bleek? De groep met de positieve associaties liet verhoogde activiteit in de prefrontale gebieden en verminderde activatie in de emotiekernen zien. Bij de andere groep verscheen het omgekeerde effect. Angsttherapieën kunnen er dus voor zorgen dat je meer controle over je angst hebt door de communicatie tussen je controlegebieden en je emotiekernen te veranderen.
Meer informatie
Wetenschappelijke publicatie over het effect van therapie op stressreacties (Engels)