De 4 grootste mythes over gebarentaal

This post is also available in Engels.

Als gebarentaalonderzoeker word ik dagelijks geconfronteerd met misvattingen over gebarentaal. Dit komt meestal doordat mensen gebarentaal niet goed kennen. Dus lees deze blog, ontdek de waarheid en deel mijn fascinatie!

heart-826933_960_720

Gebarentaal is meer dan alleen symbolen maken met je handen.
Foto door
Marcisim (Licentie CC0 1.0)

Mythe 1: “Er is maar één gebarentaal”
Ik overdrijf niet als ik zeg dat iedere persoon die ik ontmoet en die geen gebarentaal kent aanneemt dat er maar één gebarentaal is over de hele wereld. Dit is een grote, hardnekkige fabel. Ieder land heeft zijn eigen gebarentaal. Momenteel zijn er dan ook meer dan 100 gebarentalen wereldwijd. Maar dit aantal is niet statisch, want nieuwe gebarentalen ontstaan regelmatig.

En vraag jezelf eens af: denk je echt dat het mogelijk zou zijn om één universele gebarentaal te hebben? Alsof er één persoon over de hele wereld zou reizen om die taal te onderwijzen… dat klinkt best onrealistisch, toch? De afgelopen eeuwen hebben mensen wel geprobeerd om universele talen te ontwikkelen (bijvoorbeeld Esperanto), maar dat slaat nog niet aan.

Voor gebarencommunicatie is er wel een internationaal communicatiesysteem genaamd International Sign. Dit is ontwikkeld voor internationale bijeenkomsten, congressen enzovoort. Maar dit systeem is lang niet zo veelgebruikt of complex als natuurlijke gebarentalen, en wordt daarom niet als echte taal gezien.

Mythe 2: “Gebarentaal is geen echte taal”
Onderzoek in de afgelopen 40 jaar heeft aangetoond dat gebarentaal echte talen zijn. Gebarentalen zijn niet door iemand ontworpen maar op natuurlijke wijze ontstaan, en elke gebarentaal heeft zijn eigen grammatica en structuur. Gebarentalen hebben dus regels voor goedgevormde zinnen, net als bij gesproken taal.

Sterker nog, er zijn in iedere gebarentaal vaak verschillende dialecten. In Nederland, bijvoorbeeld, vind je drie grootschalige dialecten van de Nederlandse Gebarentaal: in het noorden, het westen en het zuiden van het land. Deze dialecten zijn ontstaan in de omgeving van de eerste Nederlandse dovenscholen.

Mythe 3: “Alle doven gebruiken gebarentaal”
Ik zou willen dat deze mythe waar was, maar in werkelijkheid communiceert slechts 10 procent van alle doven met gebarentaal. Waarom zo weinig? Dat heeft verschillende redenen. Sommige mensen worden pas op latere leeftijd doof, en anderen geven de voorkeur aan liplezen. Ook is 92% van de doofgeborenen een kind van ouders die zelf wel kunnen horen. Zij leren hun kind niet altijd gebarentaal.

Tegenwoordig besluiten veel ouders van dove baby’s bovendien om een cochleair implantaat te plaatsen in het hoofd van hun kind. Met zo’n implantaat, dat geluid opvangt en omzet in signalen naar de hersenen, kan een kind weer horen. Vervolgens leren ouders hun kind liever geen gebarentaal, omdat ze bang zijn voor een andere mythe, namelijk:

Mythe 4: “Gebarentaal zit gesproken taal in de weg”
Dit is niet waar. Veel studies hebben juist aangetoond dat dove kinderen die géén gebarentaal leren vaker een taal- en cognitieve achterstand oplopen. Dit effect wordt erger naarmate het gehoorverlies sterker is (zelfs met een cochleair implantaat). En er zijn studies die laten zien dat leren spreken beter gaat wanneer iemand gebarentaal kent!

Ik zou nog dagen door kunnen gaan met het opnoemen van mythes over gebarentaal, maar ik stop hier. Hopelijk heb ik je ervan overtuigd dat het de moeite waard is om meer te leren over het onderwerp van gebarentaal. Gebarentalen zijn prachtige, fascinerende talen, en ze maken het de moeite waard om meer te leren over de dovenwereld en haar taal!

Deze blog is geschreven door Francie. Reactie: Marpessa. Vertaling: Jeroen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Categories