‘Autisme te zien op hersenscan’ (nu.nl, 2010), ‘Hersenomvang voorspelt ADHD’ (De Telegraaf, 2008). Op basis van dit soort berichten denk je als lezer al snel dat je een kind in de hersenscanner kunt leggen om te zien of het aan ADHD of autisme lijdt. Maar is dat zo? Kunnen we zulke diagnoses stellen op basis van hersenscans? Drie voormalig onderzoekers aan het Donders Instituut schreven een boek over deze en andere vragen.
Afbeelding uit Kijken in het brein door Edda Grol Fotografie en Illustraties
Hersenscantechnieken, zoals functionele Magnetische Resonantie Imaging (fMRI), hebben ons meer kennis over de werking van het brein gebracht dan we ooit hadden durven dromen. We weten steeds beter met welke veranderingen in de structuur en functie van de hersenen bepaalde aandoeningen gepaard gaan. Zo vertonen kinderen met ADHD gemiddeld genomen andere hersenactiviteit in een aantal hersengebieden, waaronder de prefrontale hersenschors. Die is belangrijk voor de regulering van gedrag, bijvoorbeeld om te bepalen op welke informatie je moet letten en welke je moet negeren.
Gemiddeld
Dat woordje ‘gemiddeld’ is cruciaal. Het meeste fMRI-onderzoek naar stoornissen als ADHD vergelijkt namelijk hersenactiviteit tussen groepen: die van een groep kinderen met ADHD en die van een groep zónder, terwijl elk kind precies dezelfde opdrachten uitvoert in de scanner. Een voorbeeld van zo’n opdracht is de ‘go/no-go’ taak. Er komen één voor één plaatjes op het scherm, en bij de meeste plaatjes moet je zo snel mogelijk op een knop te drukken (‘go!’). Maar bij sommige plaatjes mag je juist níet drukken (‘no-go!’). De ‘no-go’-plaatjes negeren is extra moeilijk voor veel kinderen met ADHD. Bovendien laat een aantal hersengebieden, waaronder een deel van hun prefrontale hersenschors, gemiddeld lagere activiteit zien tijdens de ‘go/no-go’ taak.
Uitschieters
Een verschil in gemiddelde hersenactiviteit tussen de twee groepen wijst erop dat de hersenen van de meeste kinderen met ADHD anders werken dan die van kinderen zonder ADHD. Dat wil niet zeggen dat de hersenen van één bepaald kind met ADHD, bijvoorbeeld Joris van 9, deze afwijkende activiteit óók laten zien. Je kunt dat vergelijken met de lengte van mannen en vrouwen. Mannen zijn gemiddeld langer dan vrouwen, toch is iemand van 1.85 niet automatisch een man. Zo is het ook bij hersenactiviteit; ook al is de prefrontale hersenschors in kinderen met ADHD gemiddeld minder actief tijdens de ‘go/no-go’ taak dan bij kinderen zonder, dan kan dit gebied bij Joris mét ADHD best actiever zijn dan die van zijn vriendje zónder ADHD.
Maar als de media over onderzoek met hersenscans schrijven, wordt het woordje ‘gemiddeld’ gemakkelijk vergeten. Als je een krantenkop leest als ‘ADHD’ers hebben minder actieve prefrontale hersenschors’, dan betekent dat dus doorgaans dat mensen met de genoemde stoornis over de hele groep genomen andere hersenactiviteit op fMRI-scans laten zien dan mensen zonder.
Weten hoe het echt zit?
Omdat we ons stoorden aan ongenuanceerde berichten over hersenscans in de media, schreef ik samen met twee oud-collega’s, het boek Kijken in het brein. Daarin leggen we op een toegankelijke manier uit wat je wel en niet kunt met hersenscans. Tijdens het schrijven merkten we dat er naast de soms overenthousiaste berichten ook veel negatieve gevoelens leven: sommigen vinden dat hersenscans overgewaardeerd worden en dat er teveel geld naar dit soort onderzoek gaat. Ook daar zijn we het niet mee eens; de waarheid ligt zoals altijd ergens in het midden.
Hersenscans hebben ons voor het eerst in staat gesteld in het levende actieve brein te kijken. Dat heeft ons vele nieuwe inzichten gegeven in de werking van de hersenen, onder andere welke mechanismen mogelijk ten grondslag liggen aan aandoeningen als ADHD, schizofrenie of autisme. Bijvoorbeeld dat ADHD zich op verschillende manieren kan manifesteren omdat er drie verschillende hersensystemen bij de aandoening betrokken lijken te zijn. Of dat vorig jaar ons strafrecht is aangepast, onder andere omdat hersenscans lieten zien dat de hersenen van jongeren zich langer doorontwikkelen dan men eerder dacht. En door totaal verlamde mensen hun hersenactiviteit te leren controleren, kunnen ze een computer besturen en zo communiceren met hun omgeving.
Met hersenscans kun je dus veel, maar zeker niet alles. Wil je meer weten over hoe het echt zit? Lees dan verder in Kijken in het brein zodat je als lezer leert de zin en onzin op dit gebied zelf te onderscheiden.
Meer informatie
Bronartikel over ADHD
Bronartikel over de verschillende hersensystemen betrokken bij ADHD
Officiële website Kijken in het brein
Facebookpagina Kijken in het brein
Dit blog is geschreven door Meike Grol. Meike was voorheen als onderzoeker verbonden aan het Donders Instituut, net als Sandra van Aalderen en Nienke van Atteveldt. Gedrieën schreven zij het boek ‘Kijken in het brein’, over de mythen en de mogelijkheden in het hersenscanonderzoek.
Bewerking door Lieneke.