This post is also available in Engels.
Het is al lang geleden dat we de term “intelligentie” alleen voor mensen gebruikten. Nu praten we over intelligent gedrag in andere levenssoorten (zelfs in planten!), en ook nog als we het over machines hebben. Maar hoeveel weten we over onze eigen intelligentie?
Definitie
Onderzoek naar menselijke intelligentie is al meer dan honderd jaar oud. In de vroege twintigste eeuw werd voorgesteld dat algemene intelligentie (je mentale capaciteiten), ook wel bekend als g, een weerspiegeling was van je vermogen om cognitieve problemen op te lossen (wiskundig, ruimtelijk, verbaal, etc.). Als je dit soort problemen wilt oplossen, moet je informatie goed herkennen, manipuleren en onthouden. Kortom, intelligentie is het vermogen om problemen op te lossen en die oplossing te onthouden voor een volgende keer.
Intelligentie is gekoppeld aan positieve levensuitkomsten
Over het algemeen weten we dat niet iedereen even intelligent is. Deze individuele verschillen zijn normaal verdeeld, wat betekent dat de meeste mensen een gemiddelde intelligentie hebben, en een paar mensen een hele hoge of hele lage intelligentie hebben. Waar we ook vrij zeker van zijn is dat intelligentie sterk gerelateerd is aan belangrijke zaken in het leven, zoals prestaties op school en op het werk, en je gezondheid. Het is zelfs zo dat mensen die als kind meer cognitieve capaciteiten hebben langer leven.
De reden van dit verband tussen intelligentie en langer leven is echter niet helemaal duidelijk. Hogeropgeleiden hebben vaak beter betaalde banen en dus genieten zij van betere levensomstandigheden (zoals toegang tot beter voedsel en betere zorg) – zo luidt een mogelijke, omgevingsgerelateerde uitleg.
De reden van dit verband tussen intelligentie en langer leven is echter niet helemaal duidelijk. Hogeropgeleiden hebben vaak beter betaalde banen en dus genieten zij van betere levensomstandigheden (zoals toegang tot beter voedsel en betere zorg) – zo luidt een mogelijke, omgevingsgerelateerde uitleg.
Maar op basis van tweelingonderzoek is een andere, genetische uitleg voorgesteld. Onderzoekers maten de kans dat de slimmere van de tweeling langer leefde. Ze vonden dat dit effect groter was in twee-eiige tweelingen (die 50% van hun DNA delen) dan in eeneiige tweelingen (die genetisch identiek zijn). Als de omgeving, in plaats van genetische aanleg, belangrijker is voor intelligentie en een lang leven, dan was het effect sterker geweest in eeneiige tweelingen. Maar het tegenovergestelde is dus gevonden.
Is er een gen voor intelligentie?
Het lijkt erop dat genen wel degelijk van belang zijn voor intelligentie. Zijn we dan in staat om specifieke genen aan te wijzen die onze intelligentie beïnvloeden? Nou, nee. Tot nu toe hebben wetenschappers honderden genen gevonden die gelinkt kunnen worden aan cognitieve capaciteiten, maar een groot deel van deze genen heeft slechts een hele kleine invloed op intelligentie. Er is dus geen gen voor intelligentie.
Waar zit intelligentie in het brein?
Een soortgelijke conclusie hebben wetenschappers getrokken als het gaat om het brein en intelligentie. Onderzoek dat de vraag ‘waar zit intelligentie?’ wilde beantwoorden, toonde aan dat geen enkel gebied in het brein in z’n eentje verantwoordelijk is voor cognitieve prestaties. Intelligent gedrag komt voort uit verbindingen tussen gebieden in de pariëtale en frontale kwabben: de manier waarop deze gebieden met elkaar communiceren. Dit betekent dat hogere intelligentie het gevolg is van het geruisloos doorsturen van informatie tussen betrokken gebieden, in plaats van de manier waarop een specifiek gebied werkt.
Hoewel we zijn begonnen met het erkennen en onderzoeken van intelligentie in andere levenssoorten, en zelfs in niet-biologische wezens, is er nog een hoop te ontdekken over de biologische achtergrond van menselijke intelligentie. Door onszelf beter te begrijpen, kunnen we misschien ook begrijpen hoe intelligent gedrag ontstaat in andere wezens.
Originele taal: Engels
Auteur: Julija Vaitonyt?
Buddy: Francie Manhardt
Editor: Christienne Gonzales Damatac
Vertaler: Wessel Hieselaar
Editor Vertaling: Felix Klaassen
Dag,
Wellicht is een en ander ‘verloren’ gegaan door de vertaling.
“ook wel bekend als g,” er waren nog veel meer opvattingen en de ‘g’ is maar een perspectief; al in de 19e eeuw werd er onderzoek naar gedaan.
Maar een fragment als:”Deze individuele verschillen zijn normaal verdeeld, wat betekent dat de meeste mensen een gemiddelde intelligentie hebben, en een paar mensen een hele hoge of hele lage intelligentie hebben.” is verwarrend en klopt ook niet (bv: de normaliteit is een aanname en deels opgelegd door de manier van meten; de interpretatie van de normale verdeling is te grof). Het had veel beter weggelaten kunnen worden.
Ik vind het wat onwetenscahppelijk, zeker als het Donders komt waar ik meer van verwacht!
Groet,
Pierre
Hello Pierre,
What I meant to say was that overall if we take a lot of samples and compute the mean, the mean of those numbers should follow a normal distribution so most people would fall somewhere close to the middle. However, I do agree that I should not have conflated IQ scores and intelligence, which itself is a multifaceted concept – and g is only one part of the story.
The inspiration for this blog came thinking, why is it that intelligence in machines is a very difficult task? Perhaps, because we have not figured out what human intelligence is.